De eerste bewoners van Jamaica waren de Tainos en de Arawaks. Deze inheemse bevolking woonde al op het eiland toen Columbus er aan land ging. De naam Jamaica is afgeleid van het woord ‘xaymaca’, dat land van bos en water betekent in de taal van de Tainos.

 

Kort nadat de Spanjaarden zich op het eiland hadden gevestigd, stierven alle Tainos en Arawaks aan geweld, uitputting en ziekte. Hoewel de inheemse bevolking is uitgestorven, hebben ze diverse woorden nagelaten in andere talen. Zo stammen woorden als hangmat, orkaan, tabak, barbecue en kano oorspronkelijk af van het Arawak.

 

Columbus bereikte Jamaica op 4 mei 1494 tijdens zijn tweede reis. De grote ontdekkingsreiziger ging voor het eerst aan land in Discovery Bay bij Ocho Rios. Op zijn vierde reis in 1503 verbleef hij een heel jaar in St. Ann’s Bay, omdat zijn schepen zo door houtworm waren aangetast dat hij niet verder kon. Dit was Columbus’ langste verblijf op één plaats tijdens al zijn reizen.

 

In 1509 stichtten de Spanjaarden de eerstDevon House Kingstone stad op Jamaica. Dit was Sevilla Nueva, in de buurt van St. Ann’s Bay aan de noordkust. De Spanjaarden haalden negers uit Afrika om als slaven op hun plantages te werken, waar ze vee hielden en basisgewassen verbouwden om zichzelf te voeden en passerende schepen te bevoorraden. Nadat ze Sevilla Nueva hadden verlaten, stichtten de Spanjaarden in 1538 de stad Spanish Town aan de zuidkust. Dit werd de hoofdstad van het eiland. Sevilla Nueva ligt nu begraven onder St. Ann’s Bay, waar archeologische opgravingen worden gedaan naar deze Spaanse nederzetting.

 

Jamaica werd een Britse kolonie in 1655, toen de Engelsen het van de Spanjaarden veroverden. De Engelsen veranderden het eiland in één grote suikerplantage, waardoor veel mensen steenrijk werden. Niet voor niets ontstond toen de uitdrukking: ‘rijk als een West-Indische planter’.

 

Om het suikerriet te verbouwen, haalden de Engelsen nog meer negerslaven uit Afrika, voornamelijk uit het huidige Nigeria aan de westkust, waar volken als de Fanti, Ashanti, Ibo en Joruba woonden. Toen de slaven in 1838 werden bevrijd, verlieten de meesten de plantages om zich in de heuvels te vestigen, waar ze een eigen lapje grond gingen bewerken. Ze vormden een boerenstand, die tot op de dag van vandaag wordt beschouwd als de ruggengraat van Jamaica. Na de afschaffing van de slavernij trokken de Engelsen contractarbeiders uit India en China aan om op de plantages te werken.

 

De joden behoren tot de oudste bewoners van Jamaica. Sommige joodse families wonen hier al sinds de eerste Spaanse nederzettingen. Hoewel de joodse gemeenschap zeer klein is, heeft ze altijd veel invloed gehad.

 

Toen de Engelsen kwamen, Greathouse Rosehallvluchtten de Spanjaarden naar naburige eilanden.  Hun slaven ontsnapten en trokken de  bergen in, waar ze onafhankelijke groepen vormden, die maroons werden genoemd. Later sloten zich nog veel ontsnapte slaven van de Engelsen bij de maroons aan. Ze vochten lang tegen de Engelsen, die probeerden hen opnieuw te onderwerpen. De maroons streden zo succesvol vanuit hun schuilplaatsen dat de Engelsen vredesverdragen met hen moesten sluiten. Daarin werd bepaald dat de maroons zelfbestuur kregen en eigenaar werden van het bergland dat ze bewoonden. In de gemeente Trelawny, in het heuvelachtige Cockpit Country (West- Jamaica) en in Moore Town, in de heuvels van Portland (Oost- Jamaica) wonen ook nu nog afstammelingen van deze maroons. Ze zijn nog altijd eigenaar van het land en kiezen bestuursraden onder leiding van een kolonel om hun zaken te behartigen. De maroons zijn echter volledig geïntegreerd in de Jamaicaanse samenleving en hebben dezelfde rechten en plichten als alle Jamaicaanse burgers.

 

In de tijd van de slavernij in Jamaica en andere landen en alle opstanden groeide in Europa de antislavernij gevoelens. Als resultaat hiervan ontstond de ‘’Emancipation Act’’ van 1834. Deze wet zorgde ervoor dat alle slaven onder de leeftijd van 6 jaar onmiddellijke vrijheid kregen. Alle anderen moesten een leerperiode van vier tot zes jaar volgen. Deze leerperiode werkte in theorie wel, maar was eigenlijk niks tot nauwelijks beter dan de slavernij. Nog steeds bleven planters misbruik maken van hun leerlingen, en hielden hun garanties en lonen in. De volledige emancipatie werd in 1838 toegekend, twee jaar eerder dan voorzien.

 

Veel arbeiders verlieten de plantage om de slavernij te ontvluchten en vestigden zich over het hele eiland. Hierdoor moesten de planters andere mensen aan gaan nemen, wat voornamelijk werknemers uit India en China waren. Deze moesten ook weer een leercontract volgen, en na deze tijd bleven veel van de Indiërs en Chinezen op het eiland. Dit verklaart ook de mix van culturen in Jamaica.

 

Na 1838 daalde de productiviteit en winstgevendheid van de suikerplantages, waardoor Jamaica haar economie moest diversifiëren. Hoewel gewassen zoals bananen en koffie deugdelijke substituten vormden, werden uiteindelijk andere producties de drijvende kracht van de Jamaicaanse economie, om uiteindelijk de uitvoer van landbouwproducten te overstijgen.

 

De Jamaicaanse politiek kreeg een transformatie met het einde van de slavernij. In 1866 voerde het eiland het regeringssysteem in van de "Crown Colony" (kolonie van de kroon). Dit nieuwe systeem beloofde hervormingen in de gezondheidszorg, het onderwijs en andere sociale vakken. Door dit systeem kreeg de recent vrijgekomen generatie weer hoop voor de toekomst. Een decennia later bleek het systeem een grote teleurstelling te zijn, wat een golf van incidenten, civiele onrust en de geboorte van de vakbondsbeweging tot gevolg had.

 

Naar aanleiding van deze oproer werden de belangrijkste vakbonden en politieke partijen van Jamaica opgericht. Deze, genaamd de People’s National Party van Norman Manley en de Jamaica Labour Party van Alexander Bustamante, zouden tot in de 21e eeuw heel veel invloed hebben op de politiek. In 1944 kreeg Jamaica zelfbestuur en ook kiesrecht. Het land werd onafhankelijk van Groot-Brittannië in 1962. Jamaica is sinds 1962 lid geworden van de Gemenebest. Dit zijn 53 onafhankelijke staten, die de Britse koningin als staatshoofd hebben.

 

Meer dan 90% van de Jamaicaanse bevolking is van Afrikaanse afkomst. In de loop der eeuwen zijn veel gemengde huwelijken gesloten, wat van invloed is geweest op de uiterlijke verschillen en unieke cultuur van de Jamaicanen. Het Afrikaanse erfgoed leeft hier nog sterk. Dat blijkt uit de gewassen die de Jamaicanen verbouwen en eten (bijv. yams), de religieuze groeperingen, de muziek en dans, de volksverhalen en de spreekwoorden en taaleigenaardigheden. De Jamaicanen zijn uniek vanwege hun kleurrijke en complexe culturele erfgoed, dat de ziel van het volk vormt.